Tips voor een geslaagde niet-lineaire fitting

  1. Zorg steeds voor een goed gekozen fitting functie
  2. Beperk het fitting interval indien nodig tot realistische grenzen
  3. Gebruik steeds goed gekozen initiële waarden voor de parameters
  4. Breng de parameters op dezelfde grootte-orde b.v. u verwacht parameter a=1000 en parameter b=10e-3, doe dan een fitting op 100000*a en b i.p.v. op a en b, daardoor zal de door Gnuplot gevonden a precies 100000 keer te klein zijn maar van dezelfde grootte-orde als b en dat is wat Gnuplot nodig heeft voor een correcte fitting. Naderhand vermenigvuldig je de gevonden a met 100000 om zo de gezochte a te bekomen. Wanneer u de parameters niet op dezelfde grootte-orde brengt is een typisch fenomeen dat na het uitvoeren van de fitting de gekozen initiële waarde van 1 van de parameters niets maar dan ook niets gewijzigd is, dit wijst bijna steeds op een slechte fitting. Let wel op dat u bij het op dezelfde grootte-orde brengen van de parameters de (initiële) parameterwaarden die daarmee gepaard gaan voldoende groot houdt, parameterwaarden kleiner dan Gnuplot's "nul" (numerical error threshold), met name 1e-8 (default) zijn geen goed idee.
  5. De kwaliteit van de fitting verbetert vaak sterk door een extra kolom (al dan niet afgeleid uit een bestaande kolom) op te nemen met de meetonzekerheid op de afhankelijke variabele. Het fitting commando ziet er dan bijvoorbeeld als volgt uit:
    fit f(x) 'spoelmet.dat' using ($1):($2):($2*0.10) via a,b
    voor een procentuele meetonzekerheid van 10 procent. Een criterium voor de kwaliteit van de fitting is de standard asymptotic error (A.S.E). Je kan best altijd checken of het toevoegen van die extra kolom de A.S.E. vermindert.
Terug naar Gnuplot-pagina

Terug naar Linux-pagina

Valid HTML 4.01!